Wie was Franciscus?
Had Franciscus van Assisi vandaag geleefd, dan was hij de zoon geweest van een bankdirecteur. Hij groeide op in ongekende welvaart, in een tijd waarin de kloof tussen arm en rijk breder was dan de Grand Canyon. Hij leefde aan de goede kant van de kloof, zou je kunnen zeggen. Maar Franciscus had het moeilijk. De enorme rijkdom om hem heen kon hem niet verblinden voor de armen en de zieken. Hij kon het een niet rijmen met het ander: hij had alles, maar zoveel anderen hadden niets.
Franciscus zag maar één oplossing. Hij kende het voorbeeld van iemand die nooit had gegeven om geld, goud of andere rijkdommen. Iemand die geloofde in gelijkheid van alle mensen en zelfs vrede op aarde. Aan Jezus zou Franciscus een voorbeeld nemen.
Voor Franciscus was die keuze het begin van een nieuw leven. Hij liet zijn ouders en hun welvaart achter zich. Alle spullen die hij had, gaf hij weg. Hij ging beter luisteren naar zichzelf en naar anderen. Hij nam dingen niet meer zomaar voor lief, maar probeerde zich over alles te verbazen. Zo lukte het hem om armen te helpen. Niet door ze geld te geven (want dat had hij niet meer), maar gewoon door ze te zien staan en niet met een boog om ze heen te lopen. Ook keek hij vol verwondering naar de natuur – Werelddierendag herinnert daar nog aan. De dag waarop mensen massaal hun honden en konijnen in het zonnetje zetten, valt niet voor niets samen met de sterfdag van Franciscus: 4 oktober.
Franciscus bleef niet alleen. Veel mensen konden zich vinden in zijn ideeën en idealen. Broeders en zusters richtten in de dertiende eeuw de eerste Franciscaanse ordes op.